De media en Amerikaanse verkiezingen

 

Jeroen Schuiten

 

De dag voordat Amerika haar stem mochten uitbrengen op George Bush of uitdager John Kerry had een groot aantal kiezers nog geen keuze gemaakt. ÒOnbegrijpelijk,Ó luidde het mediacommentaar. ÒHoe kan iemand twijfelen tussen twee zo verschillende kandidaten.Ó Wie de campagnemaanden van nabij heeft meemaakt begrijpt de twijfelaars beter. Beide politieke kampen bestookten elkaar via de media met eindeloze duelerende versies van de waarheid. Waarheden die zorgvuldig werden opgerekt. Journalisten cre‘erden een pseudo-objectiviteit door de ene halve waarheid met de andere halve waarheid te balanceren. Een dubieuze vorm van journalistiek waarin elke politiek getinte versie van de waarheid als een legitiem argument naar buiten werd gebracht. Het liet de kiezer achter in een maas van conflicterende claims en hielp hen weinig met het maken van een ge•nformeerde beslissing.

Politieke spin is zo oud als de politiek zelf, maar tijdens de Amerikaanse verkiezingsstrijd werd het onpartijdige journalistieke instinct calculerend uitgebuit. Beide kampen exploiteerden op een cynische manier de terughoudendheid van de pers om een leugen als leugen te benoemen. Het bood politici een stimulans om oneerlijk en misleidend hun versie van de waarheid te verkondigen en ze maakten er volop gebruik van. Uiterst zorgvuldig gekozen campagnetaal had tot doel misleidende impressies achter te laten, het onderbewustzijn van de kiezer binnen te sluipen, en hen naar inaccurate conclusies te leiden. Zo bombardeerde president Bush de kiezer met het ÔfeitÕ dat de gemiddelde Amerikaan 1544 dollar aan zijn belastingverlaging zou overhouden. Technisch correct maar enorm misleidend. Zo werd de invloed van superrijken als Bill Gates op dit gemiddelde achterwege gelaten. Hoewel de pers gewend is aan dergelijke ÔfeitenÕ en ÔgemiddeldenÕ doken ze op in vele nieuwsprogrammaÕs en krantenpaginaÕs. Soms werd toegevoegd dat de cijfers volgens democraten misleidend waren. Een hij-zegt-zij-zegt houding die weinig verklaart voor de kiezer. John Kerry bleek een snelle leerling. Een greep in AmerikaÕs negatieve statistieken leidde tot een Ômisery indexÕ die aantoonde dat het Bush-beleid uitermate slecht uitpakte. Vele kranten rapporteerden de index zonder uit te leggen dat het een misleidend samenraapsel betrof dat niets met de offici‘le Ômisery indexÕ (som werkloosheidspercentage + inflatiepercentage) te maken had.

Er bleek een toegenomen bereidheid onder journalisten om de feiten te negeren en zich over te geven aan het vermogen van de lezer en kijker om de waarheid te achterhalen uit duellerende spin uit beide politieke kampen. In gevecht met deadlines werden journalisten vaak niet veel meer dan een doorgeefluik. Rapid-response teams van beide campagnes overstelpten verslaggevers met hun kijk op het onderwerp van de dag. Elk standpunt van de tegenpartij werd met een stortvloed aan informatie onderuit gehaald. Journalisten op zoek naar ŽŽn kant van het verhaal hoefden niet ver te zoeken. Het bood een rijke bron voor sound bites, maar de resulterende misleidende cijfers en retoriek bleek lastig te doorgronden voor de kiezer. Serieuze kranten publiceerden regelmatig analyses om de feiten in de juiste context te plaatsen. Veelal dagen later geplaats waren deze stukken vaak losgekoppeld van de politieke spin die ze probeerde te balanceren. Zodra politici herhaaldelijk halve waarheden mochten ventileren bleken eenmalige correctieve acties weinig te helpen. Men wierp de lezer een zwemvest toe nadat het schip al gezonken was.

In de aanloop naar november bleek de Amerikaanse media slecht opgewassen tegen de hedendaagse omvang, snelheid, en cynische misleiding van politieke campagnes. Om in de toekomst niet samen met de kiezer te verdrinken in een zee vol informatie zal de pers zich moeten aanpassen. Feiten moeten beter gecheckt worden waarbij het goed is te realiseren dat de gemiddelde kijker en lezer weinig aandacht heeft voor wie als eerste met welk verhaal naar buiten komt. Bovenal heeft de kiezer eerlijke verslaggeving nodig; over feiten maar ook over hoe kandidaten feiten verdraaien. De politieke journalistiek wordt te veel gedreven door een schromende pers die weigert een oordeel te vergen over het waarheidsgehalte van de uitspraken van een kandidaat. Als gevolg draagt de media te vaak misleidende informatie over. De drang om eerlijk en gebalanceerd de politiek te verslaan betekent niet dat feiten genegeerd kunnen worden. En niemand zou beter gesitueerd moeten zijn om politieke spin op zijn feitelijk waarheid te beoordelen dan de journalist.